AL RUST DE ROODE. Al rust de roode schijnheiligheid Op de mollige kussens der veiligheid, Al wordt ze gevoerd van ambt tot ambt, Hoeveel hooger de held, die in kommernis kampt, Een gedachte en den moed dier gedachte draagt, En, ziende aan zijn gang dat de wereld vertraagt, Haar sleurt op de baan des vooruitgangs! - Gek! Die reikt naar starren en stort in drek! - Ai, spot maar, spuwt maar, sart en tart! Lijk zijn koppige kop is zijn hart verhard. Hij acht u zoo weinig dat hem op't letst Uw innigste medelij zelf niet kwetst. Verlaten, verlost van 't gezellig gemeen, - Gezellig? de denkende is nooit alleen - Gelooft hij, leeft in de toekomst, en toont Dat fierheid vrijwillige ellende loont. 63 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.